Jos strijdt al 34 jaar voor eerlijke handelsvoorwaarden voor koffieboeren bij Stichting Max Havelaar, nu Fairtrade Nederland. Voor zijn jarenlange inzet heeft hij recent zelfs een koninklijke onderscheiding gekregen. Jos is net met pensioen, maar zijn Fairtrade missie loslaten? Dat nooit. “Ik zeg altijd dat strijden voor eerlijke handel niet iets is wat je doet voor jezelf, of voor veranderingen op de korte termijn. Je gaat namelijk binnen een paar jaar geen enorme verschuivingen teweegbrengen. Vechten voor Fairtrade doe je om iets te kunnen betekenen voor de komende generaties.” Dit is zijn koffieverhaal!
“Ik heb altijd al een grote interesse gehad in ontwikkelingslanden. Dit heb ik van mijn vader meegekregen; al op jonge leeftijd las ik boeken over ‘verre landen’. Daarom ben ik ook Sociale Geografie gaan studeren.”
“Nadat ik afgestudeerd was bleek het lastig om een baan te vinden binnen mijn vakgebied. Ik ben eerst een aantal jaar als journalist gaan werken, later ging ik aan de slag als leraar Aardrijkskunde. Daarnaast ben ik altijd actief geweest als vrijwilliger bij S.O.S Wereldhandel (zo heette Fairtrade Original toen nog). Ik zag een advertentie voorbij komen in de krant waarin ik las dat Stichting Max Havelaar een secretaris zocht. Hier heb ik op gesolliciteerd en ik ben nooit meer weggegaan.”
“Toen ik de mensen om me heen vertelde dat ik de zekerheid van een vaste baan op wilde zeggen, werd ik voor gek verklaard. Niemand kon geloven dat een consument bereid zou zijn om meer geld te betalen voor Fairtrade koffie. En kijk nu maar eens waar we nu staan!”
Fairtrade Original en Max Havelaar werden twee verschillende organisaties. Waar Fairtrade Original zich focust op de verkoop van Fairtrade producten, richt Stichting Max Havelaar zich op hun keurmerk voor eerlijke handel. “Op dit moment krijgen boerencoöperaties de Fairtrade certificering. Toen we begonnen was dit nog niet mogelijk voor alle origines en werkten we ook met zogeheten landenkoffies. Een samenwerking met lokale partners was simpelweg geen optie omdat de koffieverkoop gereguleerd werd via een nationale markt.”
“Om te bepalen met welke landen Max Havelaar wilde samenwerken keken we naar het politieke klimaat, dus of er regeringen zaten die echt voor hun bevolking opkwamen . Daar begonnen we zaken mee te doen. Uiteindelijk konden we wel overal direct in contact komen met koffiecoöperaties , dat veranderde gelukkig binnen een paar jaar. Deze verandering kwam er mede door ons aandringen, maar ook omdat het begin jaren negentig wat liberaler werd. Hierdoor konden we dus wel direct met coöperaties gaan samenwerken. Dan kun je natuurlijk écht impact gaan maken.”
Jos trok er zelf ook veel op uit, om deze coöperaties te certificeren en ze te helpen om aan de Fairtrade voorwaarden te voldoen. “Eén reis staat me nog heel goed bij uit die tijd. Ik ging naar een hele kleine boerengemeenschap in Tanzania, in het zuiden van het land. Dat betekende dat ik 1000 kilometer met de bus moest, en tegen de tijd dat ik op mijn bestemming aankwam was het al pikkedonker. De afspraak was dat ik opgehaald zou worden bij een bushalte, en toen ik daar aankwam stond daar inderdaad iemand op me te wachten. Op een brommer. Iedere heuvel die we op moesten, was te hoog gegrepen voor dat ding, dus we waren steeds gedwongen om af te stappen en de brommer samen omhoog te duwen. Toen we uiteindelijk aankwamen op onze bestemming had ik geen flauw idee waar ik was, dat zag ik pas de volgende ochtend. Dat zou nu natuurlijk nooit meer op zo’n manier gaan, dat wordt als veel te gevaarlijk en ongestructureerd gezien. Het mooie van het verhaal? Deze coöperatie heeft uiteindelijk de Fairtrade certificering gekregen, en bestaat tot op de dag van vandaag nog steeds!”
“Ik weet nog goed dat we een keer een handgeschreven briefje kregen van Asociación Chajulense uit Chajul in Guatemala, zij zijn ook nog steeds gecertificeerd. Daar stond op: ‘Jullie hebben het zaadje geplant dat ons dorp weer tot leven heeft gebracht.’ Er was nauwelijks iets te doen in het dorp. Maar door die opstart van de handel in koffie kwam er weer leven terug. Er kwamen daarmee ook andere economische activiteiten. We waren dus als het ware een vliegwiel voor allerlei zaken. Dat is prachtig om te horen natuurlijk.”
Omdat Jos al zo lang betrokken is bij Fairtrade, heeft hij veel ontwikkelingen van dichtbij meegemaakt. Het verhaal van boerengroep ACPCU uit Oeganda vond hij indrukwekkend. “Zij waren eerst onderdeel van een grote unie, daar vielen dan echt wel meer dan 300 coöperaties onder. In die tijd kwamen de handelaren nog naar de boerderij toegereden in vrachtwagens, zij namen de gedroogde koffiebessen mee. Deze grote unie viel uit elkaar, en toen zeiden een aantal dorpscoöperaties: We willen toch met Fairtrade blijven samenwerken, dus we beginnen gewoon weer helemaal opnieuw. Dat werd toen ACPCU.”
“Inmiddels, vele jaren later dus, hebben ze het proces van A tot Z in eigen handen. Robustabessen worden meestal gedroogd in de schil. Het harde vruchtvlees moet er afgehaald worden in een fabriekje, en die is er nu.”
“Later is er zelfs een exportfabriek opgezet, hier kunnen ze de bonen ook schoonmaken, selecteren en in exacte hoeveelheden verpakken in exportzakken. Daarna verzorgen ze ook zelf het transport naar de haven in Kenia. Een heel systeem dus, en dat hebben ze in die jaren volledig opgebouwd. Maar los van de praktische koffiezaken is ook een brede sociale ontwikkeling in gang gezet. Er zijn verbeteringen gerealiseerd op medisch vlak, op onderwijsgebied en er zijn extra activiteiten ontwikkeld voor vrouwen en voor de jeugd. Het floreert daar echt. Waanzinnig, toch?”
Hoe kijkt Jos naar de impact die Fairtrade heeft? “Natuurlijk is het allerbelangrijkste dat boeren via Fairtrade een eerlijke prijs voor hun koffie krijgen en voldoende inkomen kunnen genereren. Maar wat veel mensen vergeten is dat boeren hiermee ook zeggenschap hebben gekregen. Dat heeft zóveel waarde. Ze kunnen beslissen wat er met hun product gebeurt, ze hebben een stem gekregen. Dat is voor mij het resultaat van Fairtrade handel.”